Artiestenkind

Artiestenkind

Ik zit op de trap, op de zevende tree.
Niemand die mij hier ziet.
Ik luister en ril en het huis rilt mee,
of we het willen of niet.

Ergens hierboven hoor ik Mama
tegen de spiegel praten.
Ergens beneden hoor ik Papa
oefenen aan een sonate.
Straks slaat de deur dicht en een van de twee
gaat naar een zaal vol mensen.
Later krijgen ze bloemen mee,
die in huis verflensen.

Ik zit op de trap en ik luister maar.
Ik ben een artiestenkind
Ik zit op de trap, ik ben zeven jaar.
Huis, wees vanavond mijn vriend.

Boven wordt weer iets van buiten geleerd :
Shakespeare, dan mag ik niet storen.
Ergens beneden wordt Bach gestudeerd,
da's niet voor kinderoren.
Morgen staat een van de twee in de krant,
prachtig zoals ze weer speelden.
Dan legt papa zijn hand op mijn hand,
huis, alsof dar iets scheelde.

Het huis is hoog en groot en oud.
Niemand die me hier ziet.
Ik zit op de trap, ik heb het koud,
en dat wil ik niet.

Als ik groter ben koop ik een broer
en grote warme honden.
En papa en mama gaan retour
naar waar ze zijn uitgevonden.
Als ik groot ben wil ik een zaal
vol mensen laten horen
hoe een traan op je hand valt
als je een huis niet mag storen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten